Neem een scène-structuur à la La Ronde. Voorzie die van een cast van authentieke karakters. Plaats die in tot de verbeelding sprekende locaties. En omlijst dit met filmische muziek. Dan krijg je… Het Dorpje! Een speelvorm die je bovendien als game & als lange(re) vorm kan spelen.
De basis: La Ronde
Het Dorpje is een variant op de bekende impro vorm La Ronde. Daarbij wordt er een serie van 2-persoons scènes gespeeld. De vorm dankt zijn naam aan het feit dat ieder karakter in 2 opeenvolgende scènes zit: karakter 1 speelt een scène met karakter 2, daarna volgt een scène van karakter 2 met karakter 3, en dan karakter 3 met karakter 4, enzovoorts. In de laatste scène speelt het laatste erbij gekomen karakter met het allereerste karakter (karakter 1). Zodat de cirkel rond is.
De gespeelde scènes staan in principe los van elkaar. Maar omdat ieder karakter in twee opeenvolgende scènes speelt, ga je er als kijker vanzelf een zekere rode draad/thema in zien.
De spelers mogen zelf bepalen hoeveel & wat ze uit hun 1e scène meenemen naar hun 2e scène. Ze kunnen bijvoorbeeld een karaktertrek die in de 1e scène naar voren is gekomen, terug laten komen in de 2e scène. Omdat die 2e scène echter met een andere tegenspeler gespeeld wordt, kan dat allerlei interessant spel opleveren.
De individuele scènes verwijzen in principe niet (of heel weinig) naar andere/voorgaande scènes. De belangrijkste reden hiervoor is dat de karakters (in tegenstelling tot de spelers) niet weten wat er in die andere scènes gebeurd is (ze waren er immers niet bij). De scènes zijn (daarom) vaak sterk karakter en/of emotie gedreven.
Het mooie van La Ronde is dat hij gespeeld kan worden als een korte vorm game, maar ook als een middellange of lange vorm. Het hangt er maar net vanaf met hoeveel karakters je werkt (het toneelstuk waar de vorm van afgeleid is, werkte met 10 karakters), en hoe lang je iedere scène laat spelen (60-90 seconden voor een game, en vaak een aantal minuten bij de lange vorm).
Klein dorp, groot drama
Bij de start van Het Dorpje vraag je om ca. 4 plekken die je aantreft in een ‘typisch’ Zuid-Europees dorpje (andere settings werken ook, maar dit spreekt vaak het meest tot de verbeelding). Streef daarbij naar voldoende variatie, dus bijv. een postkantoor, een wijngaard, bij een wensput, etc. Hoe specifieker & gevarieerder, hoe beter de verhaaltjes/mini-scènes vaak worden.
Het kan handig zijn om die locaties op een (richting de spelers gedraaid) whiteboard te zetten, zodat spelers en publiek weten wat de opties ook alweer waren.
Je vraagt niet uit wie de spelers zijn: dat laat je vanzelf ontstaan. Omdat het een klein dorpje is, kennen alle karakters die we gaan zien elkaar al. De mate waarin men elkaar kent, kan natuurlijk wel variëren, maar men is nooit een volledig vreemde voor elkaar.
De spelers gaan nu een aantal (korte) scènes spelen. Een scène speelt altijd op één van de uitgevraagde locaties, en liefst niet 2x achter elkaar op dezelfde plek.
Iedere scène wordt gestart en afgesloten met muziek. Die muziek is liefst instrumentaal, bij voorkeur filmisch & sfeervol, en afwisselend (zodat je mooie contrasten tussen scènes krijgt). De muziek die de huidige scène afsluit, is meteen ook de openingsmuziek voor de volgende scène: zo krijg je een filmische overgang tussen twee opeenvolgende scènes. Wat heel mooi kan werken, is wanneer je de laatste scène uit de serie. afsluit met dezelfde muziek als waarmee je de allereerste scène bent begonnen – zodat ook muzikaal gezien de cirkel rond is.
Bij de start van de scène is de muziek (vrij) luid. De spelers beginnen nu al wel met het neerzetten van hun scène, maar praten nog niet. Na een tijdje fade de muziek uit: vanaf dat punt mogen de spelers wel praten. Aan het einde van de scène geldt min of meer het omgekeerde: als de muziek daar (initieel zachtjes) inzet, is dat een teken voor de spelers dat ze hun scène nu snel moeten afronden. Daarna gaat de muziek weer hard(er) en stoppen de spelers met spreken.
Het karakter uit de huidige scène dat ook in de volgende scène speelt, gebruikt de muzikale overgang naar de volgende scène om – in beweging – een nieuwe plek op het speelvlak op te zoeken. En geeft daarbij liefst ook via fysiek spel aan naar welke locatie we gaan. Omdat de overgang met muziek is, is het zeker ook een optie om als speler de overgang in de vorm van een soort dans te doen. Dat staat heel mooi filmisch én artistiek :-)
Speel je Het Dorpje als een game, werk dan met in totaal 4 mini-scènes (met 4 personages), en hou een scène lengte van ca. 1 tot 1,5 minuut aan.
Wil je er liever een lange(re) vorm van maken, hanteer dan lengtes van ca. 2-4 minuten. Je kan daarbij werken met ca. 4-10 personages, die een vastliggende reeks van scènes met elkaar spelen (zoals hiervoor beschreven). Of je kan met 4 of meer personages werken, en hun scènes vrijelijk aan elkaar rijgen: je hebt dus nog steeds dat één speler uit de huidige scène doorschuift naar de volgende scène, maar de combinaties zijn zoals het uitkomt. Je ziet dus bijv. speler 1 met 2, dan 2 met 4, dan 4 met 6, 6 met 3, 3 met 2, etc. Het mooiste blijft het om in de allerlaatste scène uit de reeks, wel weer speler 1 terug te laten komen.
Tips
- Het belangrijkste in de scènes zijn de relaties tussen de karakters. Maak dus snel duidelijk wat men van elkaar is. En ook wat men van elkaar vindt (incl. emoties). De vorm is immers sterk karakter-gedreven;
- Kies – zeker bij de korte vorm – één duidelijk ding waar de scène om draait. Dat geeft focus, en geeft vaak ook rust in het spel;
- Gebruik weinig tekst, en laat wat je zegt er ook écht toe doen. Zoek het vooral in zaken aan laten komen/incasseren, het spelen met mise-en-scène (filmisch!), en dergelijke;
- Laat je inspireren door de muziek, en verwerk de emotie daarvan in je spel. Hoor je bijv. een ingetogen pianomuziekje, wordt dan melancholisch, praat (nog) minder, en/of laat zaken extra aankomen;
Schakel me in voor een training.