De game Space Jump is een impro klassieker. Super moeilijk is ie niet, maar je moet hem ook weer niet onderschatten. Want de vorm vraagt van je dat je snel én duidelijk kiest waar de scènes over gaan, en het daar ook strak bij houdt. Anders loopt het geheel al snel uit en/of uit de rails!
Hoe werkt het?
Deze game wordt gespeeld met 4 spelers. Iedere speler vraagt bij aanvang aan het publiek zijn eigen input: iets wat hem of haar inspiratie kan geven voor een scène. Dit werkt naar mijn mening beter dan bijv. voor alle spelers een tijdperk te vragen, want niet iedere speler kan daar evenveel mee. Ook helpt het vaak om als input om concrete dingen (bijv. een voorwerp of een locatie) te vragen, i.p.v. ‘algemenere’ zaken (zoals een emotie) – maar kijk wat er voor jou werkt.
Als alle spelers hun input gevraagd hebben, herhaal je die snel nog een keer. Daarna ga je spelen, al hoeft dat niet noodzakelijk in de volgorde te zijn waarin de input uitgevraagd is.
Hoe de vorm werkt, is dat we eerst een scène zien met 1 speler, daarna een scène met 2 spelers, dan eentje met 3, dan eentje met 4, dan weer eentje met 3, dan met 2, en als laatste weer een scène met 1 speler. Iedere scène (met X spelers) staat los van de andere, en heeft zijn eigen verhaaltje.
Wat je standaard doet, is dat je op de ‘heenweg’ het begin van een verhaaltje neerzet tot (idealiter) aan een mooie cliffhanger. Daarna ga je door naar de volgende scène (met 1 speler meer). De scène met 4 spelers speel je (als enige) in 1 keer volledig af. Daarna ga je op de ‘terugweg’, en zien we het tweede deel van de verhalen die we op de heenweg al gezien hebben, al dan niet met een (kleine) tijdssprong daartussen.
Wat verder een regel is bij de Space Jump, is dat de houding waarin je de vorige scène geëindigd bent, je starthouding voor de volgende scène wordt. En niet alleen dat, je probeert in de net gestarte scène zo goed mogelijk te verantwoorden waarom je in die houding staat (of ligt, of zit): het is dus meteen een eerste spelimpuls voor de nieuwe scène. Dat is soms lastig omdat hij niet lijkt te passen bij die nieuwe scène, maar kan je ook inspireren tot heel onverwachte (en grappige) spelimpulsen en verhaalwendingen.
De spelers die in een lopende scène zitten, blijven op de heenweg doorspelen totdat een speler langs de kant in zijn handen klapt: dat is het signaal dat die spelers in hun houding van dat moment moeten ‘bevriezen’. De klappende speler herhaalt wat de input voor de nieuwe scène is (nl. dat wat hij bij de start v.d. game heeft uitgevraagd), en zet meteen de nieuwe scène in gang met een duidelijke spelimpuls (evt. geïnspireerd door de houdingen van de reeds aanwezige spelers). De spelers die er staan volgen die spelimpuls, vanuit hun bevroren spelhouding.
Op de terugweg wordt het einde van de huidige scène aangegeven doordat de speler die er als laatste is bijgekomen, ook als eerste weer uit de scène gaat. Uiteraard wel met een reden (loop niet zomaar af!). Het kan helpen om als afgelopen speler in de handen te klappen en te herhalen wat de input was van de scène waar we nu naar teruggaan.
En zo zapp je dus (heen en weer) tussen 4 korte verhaaltjes!
Tips & een variatie:
- De speler die op de heenweg bij een nieuwe scène komt, moet zijn spelaanbod echt metéén inzetten. Want de reeds aanwezige spelers hebben anders geen idee met wat ze mee moeten gaan spelen! Een duidelijke zin bij het opkomen kan hiervoor vaak al afdoende zijn (Mam, pap, we moeten praten!);
- De 4 scènes die we gaan zien duren niet heel erg lang (je moet immers netjes binnen de 5 minuten totale speeltijd blijven). Kies dus iets heel duidelijks uit voor dat waar de scène over gaat;
- Zorg dat je, zeker bij de scène met 3 en 4 spelers, goed naar elkaar blijft luisteren & goed blijft opletten wat er gebeurt;
- Ga liever geen elementen uit voorgaande scènes verwerken in nieuwe scènes: daarmee maak je het al snel onnodig gecompliceerd;
- Voel als spelers langs de kant aan wat een goed moment is om af te klappen. Zie je de spelers in de huidige scène worstelen, klap dan zeker af, ook al weet je misschien nog niet exact hoe je met de nieuwe scène gaat starten;
- Ga niet dood in je scène, want dan kan je niet meer aflopen! In de allerlaatste scène kan het eventueel weer wel;
- Kies als eerste speler bij voorkeur iets non-verbaals om uit te spelen, en ga daar vol voor;
- Een variatie is de Raad Space Jump. Het publiek kiest hierbij 1 speler uit. Deze gaat zo dadelijk de 1e scene spelen, en vraagt daarvoor de input. Daarna gaat de speler de gang op, en vragen alle andere spelers de input voor hun scènes.
Vervolgens komt de speler van de gang terug, en wordt er begonnen. De ‘gang speler’ speelt nu zijn 1e scène, en speelt daarna bij de andere 3 scènes mee. Daarbij wordt niet hardop gezegd wat de input was: de gang speler speelt gewoon maar zo goed mogelijk mee.
Aan het einde mag de gang speler raden wat de input van iedere scène was. Om het iets makkelijker te maken, kun je daarbij wel het type input als hint geven (bijv. het is een locatie), anders wordt het wel erg moeilijk!