Verhaal van jezelf

Maak bij het vertellen van een geïmproviseerd verhaal gebruik van de beste bron van materiaal die er is… jijzelf en jouw belevingswereld! Dat geeft je namelijk heel veel & heel rijke dingen om mee te werken, en de voorraad wordt iedere dag vers aangevuld :-)

Hoe werkt het?

Bij deze verteloefening gaat telkens één speler voor de groep staan. Vervolgens roepen de luisteraars 3 inspirerende woorden voor de verteller. Kies daarbij voor woorden waar hij waarschijnlijk ook écht iets mee kan, niet woorden om hem ‘eens lekker uit te dagen’ (da’s een andere oefening!). Woorden die concreet maar niet superspecifiek zijn werken goed, en ook thema woorden. Dus bijvoorbeeld “zomervakantie”, “vrijheid”, “ontbijt”, “familie”.

De verteller begint nu op basis van 1 van die woorden een verhaal te vertellen, geïnspireerd door iets wat het woord bij hem oproept. De catch? Het vertelde verhaal moet voor 100% afkomstig zijn uit het leven van de verteller: er worden dus géén verzonnen details toegevoegd. Je mag uiteraard wel zelf kiezen hoe persoonlijk (diepgaand) je het maakt. En geloof me: jouw verhaal van je eerste dagje naar het strand (om maar wat te noemen) kan zéker zo boeiend en amusant zijn, als een meer emotioneel geladen verhaal.

Leg in het verhaal de nadruk op zintuigelijke waarnemingen en gevoelens/emoties. Laat ons in geuren en kleuren meebeleven hoe jij de dingen (van binnen) ervaarde, wat je zag/rook/hoorde/etc., welke gedachten er door je hoofd schoten, op welke details je oog viel, enzovoorts. Op die manier kan je volop putten uit jouw rijke belevingswereld en herinneringen.
Filter hierbij zo min mogelijk: vaak is wat voor jou ‘gewoon’ en ‘normaal’ is, dat voor anderen niet. En zelfs als het dat wel is, dan is alleen al de herkenbaarheidsfactor voor het publiek vaak al heel plezierig! Probeer ook zo min mogelijk om bewust origineel of leuk te zijn. Dat doet namelijk al snel afbreuk aan het authentieke karakter van je verhaal (als luisteraar voel je het vaak haarfijn aan wanneer iemand aan het opleuken is), en je focus ligt dan ook op de verkeerde plek.

Vertel zo een verhaal van circa 1 tot 2 minuten. Gewoon voor de vuist weg, alsof je met vrienden over iets aan het kletsen bent. Het is een oefening, geen optreden of doorwrochte monoloog!
Vraag daarna (als trainer) aan de de luisteraars wat ze het meeste bijgebleven is in positieve zin. Dat kunnen zowel dingen m.b.t. de inhoud (bijv. iets wat beschreven is, en heel herkenbaar was), als m.b.t. de vorm zijn (Die blik die je daarbij trok – dat zou ook precies mijn gevoel zijn geweest!). Dit geeft de verteller namelijk waardevolle feedback van wat er werkte bij/in het verhaal. En soms kunnen dat dingen zijn waarvan je als verteller niet verwacht had dat die memorabel of boeiend zouden kunnen zijn!

Side-coaching:

  • De verteller hoeft de link tussen het woord en het verhaaltje niet uit te leggen. Een beetje mysterie of absurditeit mag wel ;-)
  • Begin het verhaal met een pakkende/mooie openingszin: Mijn eerste … begon met … kan al prima zijn. Start liever niet met iets als Ik ga jullie een verhaaltje vertellen over… want dat voelt zo schools;
  • Geef het verhaal ook een duidelijk einde (laat het niet als een nachtkaars uitgaan). Iets als En zo leerde ik dus fietsen!, kan al voldoende zijn;
  • Sla als verteller vooral geen ‘oninteressante’ details over. Filter zo min mogelijk weg onder het mom van dat vinden ze vast niet interessant of dat vinden ze vast gek, of dat is vast voor iedereen zo. Want je zal vaak merken dat wat voor jou alledaags of gewoon is, voor anderen dat niet is. En dat is goud!
  • Wordt het verhaal teveel een pure opsomming van (chronologische) gebeurtenissen? Breng als trainer de verteller m.b.v. korte aanwijzingen of vragen weer terug bij waarnemingen & gevoelens: Beschrijf die verjaardagstaart eens smaakvol voor ons, Wat ging er toen door je heen/Wat deed dat met je?, etc.;
  • Vraag de luisteraars om ook echt alleen maar te luisteren, of non-verbaal te reageren. Zeker als een verhaal pakkend is, is de aandrang al snel groot om dingen te gaan roepen of vragen aan de verteller te gaan stellen. Dat is Ja, en…! en enthousiasme – zeker – maar dat is niet waar deze oefening om draait, en kan sommige vertellers ook uit hun vertelflow halen;
  • Probeer als verteller zoveel mogelijk te blijven vertellen. Tuurlijk, er mag best even een korte (dramatische) pauze zijn, maar vermijdt langer stoppen, want dan is het lastig(er) om weer op gang te komen. Langer stoppen is vaak ook een teken van filteren en ‘in je hoofd zitten’, en dat zou bij deze oefening niet nodig moeten zijn;
  • Laat spelers met deze oefening ervaren hoe je met veel ‘details’ (waarnemingen, emoties) veel verhaal kan vertellen, zónder dat er in dat verhaal veel hoeft te gebeuren (resp. zonder dat je veel verhaal hoeft te maken). Je hoeft zo – als het goed is – minder hard werken te werken, zónder dat je verhaal minder boeiend is. Een vaardigheid die bij (deels) verzonnen verhalen absoluut van pas komt!

Mogelijke variaties/uitbreidingen:

  • Als iedereen de oefening een keer gedaan heeft, kan je nog een blok doen. Daarbij wordt een zeker gehalte aan creatieve leugens toegestaan: dus het toevoegen van dingen die niet echt zo gebeurd zijn, of het veranderen van dingen. Zorg wel dat daarbij toch minstens de helft van je verhaal waargebeurd blijft. Anders ben je namelijk met een heel andere oefening bezig! En de kans is groot dat de interessante details & gevoelens al snel losgelaten worden, en het m.n. een actie-gedreven verhaal wordt;
  • Eventueel kan je deze oefening – na 1 of 2 voorbeeldrondes – ook in kleinere groepjes spelen. Kies liever niet voor groepjes van 2, omdat je dan al snel in een interactieve manier van vertellen zit – waar niets mis mee is, maar dat is niet waar déze oefening om draait ^_^
Wil je met je groep graag werken aan verhalen vertellen, en in je spel gebruik maken van jouw persoonlijke belevingswereld? Schakel me in voor een training.