Eerste zinnen zeggen veel

Markante personages zijn altijd fijn om mee te werken, zeker wanneer je aan geloofwaardig spel en/of ‘drama’ wilt werken. Wat dit geheel een extra dimensie kan geven, is een openingszin waarmee alles over dit karakter gezegd is. En de rest volgt dan (bijna) vanzelf…!

Bij deze oefening gaan de spelers gebruikmaken van iemand die men goed (of i.i.g. goed genoeg) kent. Voor de hand liggende kandidaten hiervoor zijn familie leden, collega’s, vrienden die je al heel lang hebt, en dergelijke. Van die persoon – en in potentie jouw karakter – ga je op zoek naar zijn of haar manier van doen (wat is de typische fysiek van deze persoon?), en zijn of haar manier van denken (de blik op de wereld, duidelijke opvattingen of meningen die zij/hij heeft, e.d.). Omdat je met iemand werkt die je goed kent, heb je vaak veel zaken waar je op kan terugvallen c.q. uit kan putten. Dat maakt deze oefening heel geschikt voor wanneer je aan het neerzetten van geloofwaardige karakters en/of scènes wil werken. Omdat spelers vaak (vanzelf) markante personen uit hun omgeving zullen kiezen, worden dit allerminst saaie scènes. En vaak zit er – voor jou als kijker – ook veel herkenbaarheid in.

Hoe werkt het?

Laat de spelers zich over de ruimte verdelen. Vraag ze nu om iemand te kiezen die men (heel) goed kent, zoals bijvoorbeeld een collega.

Laat de spelers eerst op zoek gaan naar de manier van doen van die persoon: hoe beweegt hij (of zij), hoe staat hij, heeft hij misschien een bepaald fysiek of iets typisch wat hij vaak doet? Als dat helpt, kan een speler hiervoor eventueel een rekwisiet gebruiken wat typisch bij deze persoon past (een pen, een sigaret, o.i.d.).
Benadruk hierbij dat de speler geen hyperrealistische kopie van de persoon hoeft neer te zetten: de essentie pakken is meer dan voldoende. Vraag de spelers ook om van de persoon geen typetje te maken: markant mag, maar met een zekere mate ;-)
En als ze toch met de fysiek bezig zijn, kan je de spelers vragen om op zoek te gaan naar een zogenaamd fysiek ankertje voor deze persoon: dat is een bepaald iets in de houding, of een kleine beweging, die de speler kan gebruiken om het karakter weer makkelijk terug te halen als men er even niet mee bezig is geweest. Als dat helpt, kunnen de spelers ook even ‘in karakter’ wat rondlopen, waarbij ze verder overigens geen contact hebben met de andere spelers (c.q. karakters).

Daarna vraag je de spelers om het karakter hun (spelers)naam te laten zeggen, op de manier zoals dat karakter dat tegen hen zou zeggen. (In mijn geval zou dat dan een aantal keren Björn zijn.) Laat ze dat een paar keer hardop doen, en net zolang herhalen totdat de toon, het volume, de emotie, e.d., helemaal klopt.
Vraag de spelers dan om als laatste na die naam, een zin uit te spreken die typisch is voor dat karakter. Bijvoorbeeld omdat hij dat vaak zegt, maar beter nog omdat die zin de blik op de wereld van dat karakter heel goed weergeeft. (In het geval van mijn collega zou die zin kunnen zijn: Björn, weet je wat het is… het zijn gewoon allemaal boeven!). Laat ze ook die complete zin een aantal keren herhalen, totdat hij qua manier van brengen helemaal klopt.

Ga vervolgens een reeks van 2-persoons scènes spelen.
Eén van de twee spelers van die scène gaat daarbij het hiervoor opgezochte & opgebouwde karakter neerzetten (dat karakter roepen ze evt. weer fris op m.b.v. het fysieke ankertje). Dat karakter gaat ook de scène openen, en wel met de zin die hiervoor gekozen/gevormd is. Als het goed is, zal dat meteen een vliegende start aan de scène geven.
De andere speler is volledig vrij in het karakter wat hij hier tegenover zet. Soms kan het deze speler helpen als hij voor aanvang te horen krijgt wat het gekozen karakter voor iemand is (dus: een collega, een oom, een buurvrouw, etc.). De belangrijkste opdracht voor die andere/2e speler is om zo natuurlijk mogelijk op het (voorbereide) karakter te reageren, en om duidelijk iets te voelen & vinden van wat deze doet en zegt. Al deze zaken samen geven je méér dan genoeg bouwstenen om een boeiende scène (van rond de 10 minuten) mee te spelen: ik zou dus verder geen input meer vragen.

Side-coaching/Tips

  • De 1e speler opent de scène met de voorbereide zin. Die zin begint met de naam van de speler die het karakter neerzet. Dat kan je uiteraard altijd aanpassen in een andere naam, zolang de manier waarop hij gebracht wordt maar hetzelfde blijft. Gebruik je tóch de oorspronkelijke spelersnaam, dan hoeft de 2e speler niet die 1e speler te gaan neerzetten als karakter (want dan wordt het al snel heel ‘meta’ en gecompliceerd!);
  • De 1e speler houdt de blik op de wereld van zijn karakter liefst de hele scène vast. Dat wil echter niet zeggen dat het karakter daarmee statisch is: dat karakter heeft natuurlijk meerdere stemmingen & meerdere gezichten – het is immers een mens als iedereen, en die zijn ook niet constant hetzelfde!
  • Als een speler het lastig vindt om zowel de fysiek als de visie van het karakter vast te houden, laat de speler dan de voorrang geven aan de wereldvisie van het karakter. Daar kan je (meestal) op veel meer manieren iets mee in de scène doen dan met de fysiek;
Wil je met je team aan (geloofwaardige) karakters werken? Schakel me in voor een training.